Ga naar hoofdinhoud

Stijl

Taalniveau

Onze teksten zijn eenvoudig, zodat iedereen ze kan begrijpen. We schrijven op taalniveau B1.

Taalniveau B1 staat voor eenvoudig Nederlands. Ongeveer 95% van de bevolking begrijpt teksten die op taalniveau B1 zijn geschreven. Ook mensen die geen (hoge) opleiding hebben gehad. Taalniveau B1 kenmerkt zich door het gebruik van veel voorkomende woorden en korte, eenvoudige en actieve zinnen. Er zijn 6 taalniveaus: niveau A1 is het laagste niveau en taalniveau C2 is het hoogste.

Overheden en bedrijven schrijven hun teksten meestal op taalniveau C1. Ongeveer 60% van onze bevolking kan die teksten niet goed begrijpen. Taalniveau B1 is niet alleen geschikt voor mensen met een lager opleidingsniveau. Ook hoger opgeleiden en professionals lezen meestal liever teksten op taalniveau B1 dan op taalniveau C1. Een tekst op taalniveau B1 leest namelijk gemakkelijker en sneller.

Kenmerken taalniveau B1

  • duidelijke titel en tussenkoppen
  • actieve schrijfstijl met voorbeelden
  • eenvoudige woorden die iedereen kent
  • korte en duidelijke zinnen

Klinkende taal

Controleer webteksten in Drupal met de ingebouwde plugin Klinkende Taal. Gebruik voor andere teksten de webtool.

Woordgebruik

  • Gebruik eenvoudige woorden.

  • Vermijd ouderwetse termen en ambtelijke taal, zie Woordenlijst ouderwetse woorden.
    Schrijf 'en', in plaats van 'alsmede'.

  • Gebruik geen vaktaal, jargon of wetenschappelijke termen zoals: principeverzoek, flankerend beleid, vigerende wetsbepalingen. Dat is voor onze klanten onbegrijpelijke vaktaal.

  • Gebruik geen lange, samengestelde woorden van meer dan 3 lettergrepen. Schrijf 'regenpijp' in plaats van 'hemelwaterafvoerinstallatie'.

  • Wees concreet. Schrijf 'lunch' in plaats van 'maaltijd' en koelkast' in plaats van 'apparaat'.

  • Gebruik zoveel mogelijk hoogfrequente woorden en uitdrukkingen. Dit zijn woorden en uitdrukkingen die veel voorkomen in het dagelijks taalgebruik. Vermijd laagfrequente woorden en uitdrukkingen die minder voorkomen.

  • Herhaal niet te vaak hetzelfde woord, maar kies synoniemen of gebruik verwijswoorden. Voor formulieren geldt dit niet. Streef bij formulieren naar consistent woordgebruik en varieer niet in woordkeus. De tekst van een formulier hoeft niet afwisselend te zijn, maar vooral duidelijk en begrijpelijk.

  • Gebruik geen onnodig lange voorzetsels. In Naslagwerken en Links staan links naar websites die alternatieven geven voor onnodig ingewikkelde of ambtelijke woorden. Schrijf 'door' in plaats van 'ten gevolge van' of 'door middel van'.

  • Vermijd onduidelijke afkortingen.

  • Schrijf 'in ieder geval' in plaats van 'iig'.

  • Vermijd dubbele ontkenningen. In sommige werkwoorden zit al een ontkenning. Schrijf 'Dat is gewoon' in plaats van 'Dat is niet ongewoon'.

  • Vermijd figuurlijke woorden. Deze woorden hebben een groot nadeel. Je kunt figuurlijke woorden letterlijk lezen. Niet iedereen begrijpt figuurlijke woorden.

  • Vermijd ambigue woorden. Dit zijn woorden die meerdere betekenissen hebben.

  • Vermijd eufemismen. Een eufemisme is een verzachtende uitdrukking voor iets dat we liever niet direct bij naam noemen. Bijvoorbeeld als het om een vervelende boodschap gaat. Een eufemisme maakt de boodschap echter minder duidelijk.

  • Gebruik verzorgde spreektaal. Taal die je ook in je dagelijkse, zakelijke gesprekken gebruikt.

  • Gebruik geen wetteksten of artikelnummers. We vertalen regelingsteksten naar begrijpelijke teksten.

Uitzondering wetteksten of artikelnummers bij brieven

Besluiten (brieven) waarvan verwacht mag worden dat daartegen bezwaren zullen worden ingediend. Denk aan afwijsbrieven (waaronder ook gedeeltelijk afwijzen en gedeeltelijk toewijzen), terugvorderingsbrieven, financiële beschikkingen (I&R-facturen), boetebesluiten, last onder dwangsom, last onder bestuursdwang enzovoort. In die brieven mag je op de volgende manier artikelnummers noemen: Motivering (gronden) van de beslissing in begrijpelijke taal uitgelegd (artikel 2, lid b van de betreffende wettelijke regeling).

Bijlage met overzicht van artikelen

Heb je een aantal gronden waarbij je artikelnummers moet noemen? Zet dan de artikelnummers overzichtelijk in een bijlage. Een bijlage hoort bij de brief als je er duidelijk naar verwijst. Op deze manier hou je een brief (beluit) leesbaar en kun je toch informeren over wetsartikelen. Gebruik dan deze tekst om te verwijzen:

'Wilt u weten waar dit staat in de wet? U vindt dit in de bijlage bij deze brief.'

Opmaak van de bijlage

Huisstijlsjablonen zijn beschikbaar in de applicatie SmartDocuments (op te starten via het Windows-startmenu). Hier vind je een sjabloon voor een bijlage. Het onderwerp van de bijlage is dan:

Bijlage

Overzicht wetten en regels: waar staat het in de wet?

Uitzondering wetteksten of artikelnummers bij e-mail

Neem wetteksten of artikelnummers niet in een e-mail op, alleen als de klant hier specifiek naar vraagt.

Zinsconstructies

  • Schrijf korte, goed leesbare zinnen: geef zoveel mogelijk één boodschap per zin. Bij lange zinnen haakt de lezer snel af. Maak zinnen van ongeveer 15 woorden. Streef bij formulieren naar gemiddeld niet meer dan 10 woorden per zin.

  • Schrijf je zinnen volgens de OPA-volgorde: Onderwerp, Persoonsvorm en alle andere zinsdelen.

  • Schrijf enkelvoudige zinnen, geen bijzinnen. Schrijf 'De ondernemer kon niet inloggen. Hij was zijn inlogcode vergeten' in plaats van 'De ondernemer, die zijn inlogcode was vergeten, kon niet inloggen'.

  • Vermijd tangconstructies. Schrijf eerst de hoofdzin op en daarna de bijzin of bijzinnen. Zet bij elkaar, wat bij elkaar hoort. Schrijf 'Voor de presentatie konden bezoekers in verschillende zalen terecht, waaronder het Atrium en de Zeezaal' in plaats van 'Bezoekers konden in verschillende zalen, waaronder het Atrium en de Zeezaal, terecht voor de presentatie'.

  • Schrijf actief: voorkom lijdende vormen en gebruik actieve zinnen zonder de hulpwerkwoorden 'worden', 'zijn', 'kunnen', 'moeten', 'mogen' en 'zullen'. Het maakt je tekst afstandelijk en zinnen onnodig lang. Ook wordt de tekst minder levend en moeilijker om te lezen. Schrijf 'Wij beoordelen uw aanvraag' in plaats van 'Uw aanvraag zal worden beoordeeld'. Schrijf 'Ik stuur uw vergunning naar u toe' in plaats van 'Uw vergunning zal u worden toegestuurd'.

  • Pas op met de naamwoordstijl. Gebruik geen zelfstandig naamwoorden als je ook werkwoorden kunt gebruiken. Als je van een actief werkwoord een zelfstandig naamwoord maakt (de naamwoordstijl), maak je je zin langer en moeilijker. Gebruik daarom liever een werkwoord.

  • Schrijf 'Wij organiseerden het evenement' in plaats van 'De organisatie van het evenement gebeurde door ons'.

  • Schrijf waar mogelijk in de tegenwoordige tijd.

  • Wissel langere en kortere zinnen met elkaar af. Dat geeft een prettig ritme. Lees je tekst hardop voor om het ritme te controleren.

  • Verwijs niet te ver voor- of achteruit in de tekst.

  • Maak in je tekst gebruik van vraagzinnen. Zo spreek je de lezer aan en hou je de tekst levend. Je voert een gesprek 'op papier'. Vragen zijn kort en bondig. Splits lange vragen op naar meerdere korte vragen.

    Vragen in een socialmediabericht

    Schrijf je een socialmediabericht bedoeld voor specifiek publiek? Spreek ze aan!

    • 'Ben je professional in de gebouwde omgeving?'
    • 'Professional in de gebouwde omgeving?'
    • 'Professional #gebouwdeomgeving?'
    • 'Mkb'er?'
    • 'Mkb'er actief in #automotive sector?'
    • 'Actief in voedingssector?'

    Vragen in formulieren

    Probeer de vraag duidelijk te stellen, zodat een toelichting niet nodig is. Is toch een toelichting nodig? Dan plaats je die zo dicht mogelijk bij de vraag. Dit kan op verschillende manieren:

    • Tekst onder de paginatitel.
    • Een regel toevoegen boven of onder de vraag.
    • In een toelichting meldingsblok. Een blauw tekstblok met een blauw I'tje (toelichtingsicoon).
    • Mouse-over.
    • Tekst achter het toelichtingsicoon.

Een goede toelichting is kort. Een lange toelichting schrikt af. Een goede toelichting beantwoordt vragen en roept geen vragen op.

Aanhalingstekens

Gebruik voor letterlijke citaten altijd rechte, dubbele aanhalingstekens. Enkele aanhalingstekens gebruiken we voor onbekende termen en verzonnen of moeilijke woorden als ze voor het eerst in de tekst worden gebruikt.

Afkortingen

  • Namen van programma's en regelingen schrijven we de eerste keer voluit, met daarachter tussen haakjes de afkorting. Daarna gebruiken we steeds de afkorting met lidwoord voor de afkorting. Dit in tegenstelling tot de afkorting RVO waarbij we standaard niet het lidwoord 'de' gebruiken.

  • Gebruik geen afkortingen van gewone woorden als 'bijvoorbeeld', 'onder andere', 'namelijk' en 'et cetera'.

  • Uitgangspunt is dat we namen van bedrijven voluit schrijven. Uitzonderingen zijn algemeen bekende en ingesleten letterwoorden: KLM, KPN, NS.

  • Schrijf afkortingen in hoofdletters zonder punten of spaties: VPRO, IOP, ICT, IT, tenzij de officiële afkorting anders is.

  • Ingeburgerde afkortingen schrijf je met kleine letters aan elkaar: btw, mkb, pc, tv, sms, hbo, cv, cao, bnp, bbp. Er is een uitzondering. Is de afkorting onderdeel van een naam? Bijvoorbeeld: MKB Idee of BTW-compensatiefonds. Dan kan het zijn dat je de afkorting in hoofdletters moet schrijven.

  • Afleidingen van afkortingen krijgen een apostrof: mkb'er, tv'tje, sms'je.

  • Maakt de afkorting deel uit van een samenstelling, dan volgt na de afkorting een liggend streepje: tv-toestel, mkb-ondernemer. Samenstellingen zijn woorden die zijn opgebouwd uit 2 of meer woorden die ook zelfstandig kunnen voorkomen. Dit geldt ook voor de afkorting RVO in combinatie met bijvoorbeeld een functiebenaming: RVO-adviseur of RVO-breed.

  • Gebruik bestaande afkortingen van belastingen, wetten en regelingen: AOW, WBSO.

  • Afgekorte titels krijgen een kleine letter (met punt): drs., lic., mr., prof. en dr., maar BA, MA, PhD, MBA.

  • Gebruik dhr. en mevr.

  • Voor internationaal erkende symbolen in handel, techniek en wetenschap gelden de internationaal vastgelegde conventies: kg, mm, kW, kWh, MW, MWh, GW, GWh, CO2, Hz, H2O, brt, °C en km2.

Cijfers: getallen, bedragen, maten, gewichten, percentages, wiskundige formules

Het schrijven van getallen en bedragen in cijfers verhoogt de leesbaarheid. Ook het gebruik van het euroteken € en percentageteken % verhoogt de leesbaarheid.

Getallen

  • Schrijf getallen in cijfers op en niet in woorden, dus '5' in plaats van 'vijf'. Eén uitzondering: het cijfer '1' schrijf je als 'een'. Er komen alleen uitspraaktekens op 'een' als echt het telwoord 'één' wordt bedoeld (en je achter de zin 'en geen 2 of meer' kan denken). Voorbeeld: U mag één keer een grote hoeveelheid compost uitrijden.

  • Gebruik cijfers voor grote getallen tot aan een miljoen. In getallen van 4 of meer cijfers gebruiken we een punt: 1.200, 12.000, 120.000, 12 miljoen.

  • Cijfers boven een miljoen noteren we als volgt: 365 miljoen kilometer.

  • Vul rangtelwoorden aan met een 'e' in het superscript: 23ᵉ, 75ᵉ.

  • Schrijf breuken in cijfers en niet in woorden: dus 1/3 in plaats van een derde.

  • Getallen die geen specifieke hoeveelheid voorstellen, schrijven we voluit: Dit is een kans uit duizenden.

  • Woorden die eindigen op -jaars, -jarig, -maal, -rangs en -tal komen aan het telwoord vast: eerstejaars, tweejarig, driemaal, vierderangs en vijftal.

  • Zinnen die beginnen met een getal, krijgen geen hoofdletter: 80% van de huishoudens levert koopkracht in.

  • Schrijf 55-plusser.

Bedragen

  • Schrijf bedragen in principe in cijfers, niet in woorden.

  • Gebruik voor bedragen in euro's altijd het euroteken: € (Ctrl-Alt-5).

  • Het euroteken staat vóór het bedrag. Dat geldt ook voor andere valutatekens, zoals de tekens voor het Britse pond sterling (£), de dollar ($) en de Japanse yen (¥).

  • Na het valutateken volgt een spatie: € 12,90.

  • In teksten schrijven we bij ronde bedragen geen cijfers achter de komma: € 260. Niet € 260,00 of € 260,-.

  • In geldbedragen met euroteken gebruiken we een punt bij 4 of meer cijfers: € 1.200, € 120.000, € 1.200.000.

  • Vermijd het gebruik van veel nullen bij zeer grote bedragen en schrijf: Nederland heeft een staatsschuld van € 500 miljard.

  • Zorg bij webteksten dat het valutateken en het bedrag altijd op één regel getoond worden. Gebruik hiervoor een vaste spatie, of ook wel harde spatie of non-breaking space (NBSP) genoemd. In de code ziet dit er als volgt uit: € 250

Maten en gewichten

  • Schrijf maten en gewichten in de lopende tekst voluit: kilogram, gram, kilometer, liter.

  • In opsommingen, tabellen en overzichten mag je maten en gewichten afkorten: km, kg, km/u.

  • Machten mogen worden afgekort: vierkante meter = m², kubieke meter = m³. N.B. Gebruik super- en subscript om de correcte notatie te krijgen. Gebruik alt-codes om super- of subscript in de titel te krijgen: https://altcodeunicode.com/alt-codes-math-symbols-superscript-subscript-numbers.

Percentages (procenten)

  • Gebruik altijd het percentageteken %.

  • Tussen het getal en het percentageteken komt géén spatie.

Wiskundige formules

  • Gebruik voor het vermenigvuldigingsteken een x en geen *.

  • Staat een wiskundige formule in de lopende tekst, zet dan een punt na de rekensom. Beschrijf je een berekening in een of meerdere losse regels, zet dan geen punt achter de formule.

Wiskundige formule in lopende tekst

Wiskundige formule losse regels

Datums en tijd

Datums schrijven we als volgt: 9 januari 2023 én 1 juni 2023 tot en met 31 augustus 2023. Afkortingen als 'jl.' en 'a.s.' gebruiken we niet.

We hebben ons geconformeerd aan de tijdschrijfwijze van Ondernemersplein. We schrijven 13:00 uur en niet 13.00 uur en ook niet 13:00 u.

Tijdsaanduidingen

Verwijzingen als 'vandaag' , 'vorige week', 'volgende maand', 'dit jaar' of 'volgend jaar' zijn onbruikbaar. Als je de tekst na een tijdje leest, klopt de verwijzing niet meer.

Schrijf: 'In april 2023 bezoekt een Surinaamse delegatie RVO' in plaats van 'Volgende maand bezoekt een Surinaamse delegatie RVO'.

Engelse woorden in Nederlandse tekst

Engelse woorden in een Nederlandse tekst cursiveren we niet, behalve als de kans groot is dat de lezer het woord niet kent. In dat geval is het verstandig om het Engelse woord de eerste keer te cursiveren of tussen enkele aanhalingstekens te zetten. Je kunt dat woord ook van een korte toelichting te voorzien.

Hoofdletters, functienamen en aardrijkskundige namen

De woorden ministerie, ambassade, minister, president, staatssecretaris en dergelijke schrijf je met een kleine letter: het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het Rijk, de Kamer en de Staat krijgen wel een hoofdletter.

Let op: het is 'rijksambtenaar' met een kleine letter maar 'Kamervragen' met een hoofdletter.

Aardrijkskundige namen en samengestelde aardrijkskundige namen beginnen met een hoofdletter: Verenigd Koninkrijk, Latijns-Amerika. De Verenigde Staten/VS worden gevolgd door een meervoud. Voor de spelling van geografische namen volgen we de spelling van de Taalunie. N.B. Landennamen en de landentaxonomie horen overeen te komen op onze websites.

Telefoonnummers

We verdelen telefoonnummers in groepjes met een spatie ertussen. Bij een driecijferig netnummer verdeel je het abonneenummer in groepen van 3, 2 en 2 cijfers. Het netnummer plaatsen we tussen haakjes ervoor:

(020) 645 44 29

Het 088-nummer van RVO is geen netnummer. Daarom schrijven we dit zonder haakjes:

088 042 42 42

Verdeel bij een viercijferig netnummer het abonneenummer in groepen van 2:

(0175) 35 56 12

Mobiele nummers noteren we als volgt:

06 2344 5567 of +31 6 2344 5567

Internationale nummers (zoals het nummer waarop we bereikbaar zijn vanuit het buitenland) schrijf je als volgt:

+31 70 379 80 00

Achter het symbool '+' komt het landnummer.

Rekeningnummers

Bij rekeningnummers voegen we een International Bank Account Number (IBAN) en een Bank Identifier Code (BIC) toe.

Om de IBAN gemakkelijk leesbaar te maken, schrijven we deze in reeksen van 4 tekens.

NL41 INGB 0705 0012 96

De BIC van onze bank, de ING, schrijven we aan elkaar: INGBNL2A

Rekeningnummers van RVO

RVO maakt gebruik van allerlei verschillende rekeningnummers. Om bijvoorbeeld verleende subsidies uit te betalen of om leges te innen. Deze rekeningnummers zijn niet altijd bekend bij onze relaties. Daarom ontstaat er soms verwarring. Om deze onduidelijkheid weg te nemen, zijn alle rekeningnummers te vinden op de pagina Rekeningnummers van RVO. Daarnaast vind je er antwoorden op veelgestelde vragen over betalen aan RVO. Bijvoorbeeld: hoe vraagt een relatie een betalingsregeling aan? Of wat te doen als iemand een factuur heeft betaald maar toch een aanmaning ontvangt?

Relevant voor jouw regeling? Verwijs naar de pagina: Wilt u weten welk rekeningnummer van ons u nodig heeft? Op Rekeningnummers van RVO vindt u een overzicht. Hier vindt u ook meer informatie over betalen aan RVO.

Staat het rekeningnummer dat jouw regeling gebruikt al in jouw eigen content? Dan kun je op deze manier verwijzen naar de pagina:

Heeft u vragen over betalen aan RVO? Meer informatie hierover vindt u op Rekeningnummers van RVO.

Wil je in een brief verwijzen naar de pagina? Gebruik dan een van de verkorte URL's:

Samengestelde woorden

Samenstellingen zijn woorden die zijn opgebouwd uit 2 of meer woorden die ook zelfstandig kunnen voorkomen. Samenstellingen schrijven we aan elkaar, bijvoorbeeld 'informatiebeveiliging '. Dat is de basisregel van de Nederlandse spelling. Bij lange woorden en onder invloed van het Engels komt onjuist spatiegebruik steeds vaker voor. Kijk op de website van Onze Taal voor adviezen over 'aaneenschrijven'.

Samenstellingen met afkorting

Zit er een afkorting in de samenstelling? Dan gebruik je een liggend streepje na de afkorting:

  • mkb-ondernemer
  • KVK-nummer

Dit geldt ook voor de afkorting RVO in combinatie met bijvoorbeeld een functie:

  • RVO-adviseur
  • RVO-breed

Samenstellingen met +-teken

Er zijn verschillende subsidieregelingen die eindigen met +, zoals DEI+ en SDE++. Samenstellingen met deze regelingen schrijven we met een koppelteken ertussen:

  • SDE++-subsidie
  • DEI+-onderdelen

55+

Correct zijn: een vijfenvijftigplusser, een 55+'er én een 55-plusser. Gebruik de laatste schrijfwijze:

  • 55-plusser

Verwijzingen (zijn, haar, deze, die, dit, dat)

Het geslacht van zelfstandige naamwoorden vind je terug in het woordenboek en in de Woordenlijst Nederlandse Taal: o. (onzijdig), v. (vrouwelijk) en m. (mannelijk). Bij mannelijke en onzijdige woorden hoort het bezittelijk voornaamwoord 'zijn':

  • het ministerie en zijn directies
  • het bedrijf en zijn gebouwen
  • Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en zijn medewerkers

Bij vrouwelijke woorden hoort het bezittelijk voornaamwoord 'haar':

  • de gemeente Den Haag en haar ambtenaren
  • de overheid en haar beleid
  • de organisatie en haar medewerkers
  • de vereniging en haar vrijwilligers

Er zijn woorden die zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Dat is ook zo bij 'de persoon'. In Nederland gebruiken we in dat geval vaak 'hij'. Probeer verwijswoorden te vermijden. Dat lukt niet altijd of is niet altijd mooi.

'Deze/die' gebruik je bij mannelijke en vrouwelijke woorden en 'dit/dat' bij onzijdige woorden.